uit de weg ruimen (v) (moeilijkheid) | obviar (v) (moeilijkheid) |
uit de weg ruimen (v) (wegdoen) | deshacerse de (v) (wegdoen) |
uit de weg ruimen (v) (wegdoen) | liquidar (v) (wegdoen) |
uit de weg ruimen (v) (wegdoen) | eliminar (v) (wegdoen) |
uit de weg ruimen (v) (doden) | deshacerse de (v) (doden) |
uit de weg ruimen (v) (doden) | liquidar (v) (doden) |
uit de weg ruimen (v) (doden) | eliminar (v) (doden) |